4. Akkerbloemen

Akkerbloemen zijn niet alleen mooi om te zien, maar zijn ook belangrijk als voedselvoorziening voor vlinders, nuttige insecten, kleine zoogdieren en vogels. 

Op deze pagina lees je meer hierover.

Zoals de naam al zegt, dit zijn bloemen die vooral op akkers groeien. Het zijn de meest bedreigde plantensoorten in Nederland. Van de ongeveer 1.000 bloeiende planten in Nederland kunnen ongeveer 120 soorten worden aangemerkt als typische akkerplanten. Ongeveer 100 van deze planten worden met uitsterven bedreigd.

Ongeveer 50 tot 80 jaar geleden kon je in de akkers genieten van het rijke aanbod aan bloeiende akkerbloemen die vele mooie vlinders en nuttige insecten van voedsel voorzagen. Denk aan de bekende planten soorten zoals rode klaprozen, witte Kamilles
en blauwe Korenbloemen. Maar ook de minder bekende meestal éénjarige soorten, oranje Roggelelie, Korensla, Slofhak, Ganzenbloem, Siegelklokje, Ridderspoor etc.

Aan het leven van vele soorten is een einde gekomen toen de boeren kunstmest en bestrijdingsmiddelen gingen gebruiken en de zaden van de akkerbloemen uit de granen zeefden (zaadschoning).

Ook de teelt van hoge gewassen, zoals Mais biedt
geen ruimte voor akkerbloemen. Deze dichte en hoge begroeiing biedt geen overlevingskansen aan akkerbloemen.

De 6 groepen zeer zeldzame en met uitsterven bedreigde soorten zijn:

Winterannuellen: Eénjarigen die in de herfst kiemen op akkers met wintergraan. Voorbeelden zijn
Akkerboterbloem, Naaldenkervel, Groot spiegelklokje, Handjesereprijs, Korensla, Slofhak.

Zomerannuellen: Eénjarigen die in de zomer kiemen in de lente op zomergraanakkers of op akkers met hakvruchten: Spiesleeuwenbek, Kleine wolfsmelk, Akkerandoorn, Kromhals, Gele ganzenbloem.

Bolgewassen: Deze soorten overleven met een diep in de grond overwinterende bol en kiemen meestal direct na de winter. Bijna al deze soorten zijn uiterst zeldzaam geworden of zelfs verdwenen als akkerplant: Roggelelie, Gewone vogelmelk, Weidegeelster, Akkergeelster.

Soorten die verspreid worden met ongeschoond zaaigraan: Dit zijn soorten met kortlevende zaden die snel kiemen en meestal niet bestand zijn tegen diep ploegen. Voorbeelden zijn Bolderik, Korenbloem, Dreps, Koeienkruid, Dolik.

Soorten die betrekkelijk kortlevende zaden hebben en niet mee geoogst worden met de dorser:  Deze soorten kunnen alleen overleven als er na de oogst
niet-kerende bewerkingen (ploegen), uitgevoerd worden. De meeste van deze soorten zijn er ook mee gediend dat na de oogst de stoppels nog een maand onbewerkt blijven staan. Deze soorten
kunnen dan tot bloei en tot zaadzetting komen: Eironde leeuwenbek, Kleine wolfsmelk,
Akkerleeuwenbek, Smalle raai, Valse kamille, Viltkruiden.

Enkele soorten akkerkruiden zijn gebonden aan een welbepaalde teelt: Vlaswarkruid, Vlasdolik en Vlashuttentut.

De sterke afname van akkerbloemen is nauw verbonden met de sterke afname van de biodiversiteit. Minder insecten betekent minder voedsel voor akkervogels, zoals Kwikstaarten, Grauwe gorzen, patrijzen en kwartels. En door te weinig zaden is de populatie aan zoogdieren ook te laag om de maag van roofvogels en -dieren te vullen.

Het leven van insecten, zoogdieren en vogels hangt nauw samen en moet in balans zijn. Onder andere de Industriële landbouw heeft ervoor gezorgd dat de natuur uit balans geraakt is.

 “We” kunnen de akkerbloemen weer de ruimte geven om bij

te dragen aan herstel. Dat wil niet zeggen dat je hiervoor grote oppervlakten moet
inzaaien. Al heb je een klein hoekje in je tuin dat je inzaait, dan draag je
ook bij aan dit herstel. Vele kleine stukken maken samen ook een groot
oppervlak!

Tips om akkerbloemen te zaaien

Aangezien akkerbloemen goed gedijen op verstoorde bodems, kan je de in te zaaien oppervlakte best eerst schoffelen of frezen. Zaaigoed is in allerlei tuinhandels verkrijgbaar. Er zijn echter grote verschillen in de soortensamenstelling van het zaaigoed. Al te vaak bestaan zo’n mengsels uit uitheemse soorten die ofwel enkel interessant zijn voor honingbijen en hommels (mengsels met phacelia en boekweit), ofwel vooral esthetisch waardevol zijn, maar eigenlijk weinig waardevol zijn voor (bestuivende) insecten. Vaak zijn het mengsels met kleurrijke bloemen, die ook wel eens carnavalmengsels worden genoemd.

Aangeraden wordt zaden en/of bollen te kopen die biologisch
geteeld zijn. (zonder het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen).

Een van deze leveranciers is: www.cruydthoeck.nl

Zaaien doe je ofwel in de herfst (oktober) ofwel in de vroege lente (eind maart). Dat hangt af van de samenstelling van het zadenmengsel. De meeste inheemse soorten zijn winterhard: Het is aangewezen om de zaden in te harken. 

Bemesten of beregenen is normaal niet nodig!

logo wgtw

"

Samen voor een groenere wereld

Bij jou in de omgeving!

Fijn dat je er was!

Om op de hoogte te blijven kun je ons volgen op de socials.

Wil je doneren?
Iedere bijdrage, hoe klein ook, is belangrijk!